Op dinsdag 25 aug 1942 gingen de 1e Gennepse Joden hun noodlot tegemoet

Op dinsdag 25 augustus 1942 moest een groot deel van de Limburgse joden zich in Maastricht melden, om naar Westerbork te gaan en vandaar naar werkkampen in Duitsland.  Op vrijdag 28 augustus vertrok er een transport uit Westerbork naar Auschwitz, waaronder 228 Limburgers, van wie  zes Gennepenaren. Op het station van Cosel, 80 km voor Auschwitz, stopte de trein op zaterdagmiddag 29 augustus en moesten de mannen tussen 15-55 jaar uitstappen.  De trein reed door en de overgebleven inzittenden werden op zondagmorgen 30 augustus, na aankomst in Auschwitz, vergast. De mannen die in Cosel waren uitgestapt kwamen in omliggende werkkampen terecht. Slechts weinigen daarvan leefden na een jaar nog. Van de overgeblevenen kwamen er velen om tijdens de evacuatie van de kampen in januari 1945. 

Op maandag 24 augustus 1942 kregen acht Joodse inwoners van Gennep een oproep om zich de volgende dag in Maastricht te melden voor mogelijke werkverschaffing in Duitsland. Vanaf de Markt vertrokken de volgende dag zes van hen met de tram. Via Maastricht kwamen ze op woensdagmorgen 26 augustus in Westerbork aan. Daar vertrokken ze op vrijdagmorgen met 608 anderen, waaronder 208 van de 600 Limburgers die zich in Maastricht hadden moeten melden richting Auschwitz. Op zaterdagmiddag 29 augustus, om half vijf,  stopte de trein plotseling bij dit stationnetje.
Op dit station werden de mannen van 15-ca. 55 jaar uit de trein geslagen en moesten ze met hun gezicht op het perron gaan liggen. Willekeurige koffers werden uit de goederenwagon gesmeten.
Op initiatief van Herman en Annelies van Rens, en met subsidie van onder andere de Provincie Limburg, is in 2016 op dit perron een gedenkteken geplaatst aan de 9000 jongens en mannen die tussen 29 augustus en 13 december 1942 op dit station uit de trein zijn gehaald. De meesten van hen overleefden de holocaust niet. 
Tot degenen die in Kosel uit de trein moesten behoorden drie Gennepenaren, Walther Andriesse, zijn oom Jules Andriesse en Werner Hertog, bedrijfsleider bij Kann en Co. Zij werden naar een klein doorgangskamp in Sakrau gebracht. Dit kamp is anno 2017 geheel door bos overwoekerd. Er staan nauwelijks nog resten van.
Vanuit Sakrau werden zij voor 3 RM per dag aan Duitse bedrijven in de omgeving als werkslaven verkocht. De behandeling door Duits personeel, niet de SS, was meestal slecht. Hier de restanten van een vele van de vele werkkampen in Ober-Schlesien. Op meerder plekken zijn die nog in het landschap te zien.
Jules (57 jaar) en Walther (26 jaar) Andriesse kwamen al in het vroege voorjaar van 1943 om. Het is mogelijk dat hun stoffelijke resten in een massagraf op de Joodse begraafplaats van Zator terecht zijn gekomen. 
De derde Gennepenaar die in Kosel had moeten uitstappen, Werner Hertog, (33 jaar) kwam in kamp Blechhammer terecht. Op 1 april 1944 werd dit kamp door de SS overgenomen. Hij kreeg toen een nummer getatoeeerd: 177508. In dit kamp stierven tussen 1 april 1944 en 21 januari 1000 van de 2500 Nederlanders.
Toen de Russen naderden werd Blechhammer op 21 januari 1945 geëvacueerd. Na een week lopend door de sneeuw kwamen de gevangenen, onder wie Werner Hertog, in kamp Gross Rosen aan. Vandaar werden ze na enkele dagen in wagons met prikkeldraad als dak naar Buchenwald getransporteerd. Werner kreeg daar nr. 130667. Op 29 maart 1945 is hij er gestorven aan ‘magen und darmkatthar'.
Terug naar het begin en nadat de mannen uit de trein waren gegooid: De trein reed door naar Auschwitz. De plek waar de treinen precies stopten is nog niet precies duidelijk. Hier zijn enkele reisgenoten op zoek naar die plek, want de perrons, zoals we die op films over Auschwitz zien, waren er nog niet. Op de Alte Judenrampe moest men de bagage achterlaten en vond de dubbele selectie plaats, eerst mannen van vrouwen en kinderen gescheiden, daarna naar rechts of naar links. 
Van degenen die op 30 augustus 1942 uitstapten zijn maar enkelen in het kamp opgenomen. Vrijwel alle anderen zijn onmiddellijk vergast. Daaronder drie Gennepenaren: Hildegard Andriesse, zus van Walther, (24 jaar) Hedwig Bock, de jongere zuster van Max Bock, (57 jaar) en Helene Hes, de vrouw van Jules Andriesse, (47 jaar).Zij zijn vermoedelijk lopend naar de gaskamer gegaan.
Door het kamp Birkenau en daarna weer een stuk daarbuiten, kwamen ze bij twee houten barakken, een voor mannen en een voor vrouwen, waar ze zich moesten uitkleden. De restanten van deze barakken ziet u rechts.
Naakt werden ze honderd meter verder dit gebouwtje binnengedreven. Het was een wit boerderijtje met strooien dak dat tot gaskamer was omgebouwd: Het Weisse Haus. In de drie gaskamers konden met veel geduw ieder 400 mensen worden gepropt, in totaal dus 1200 . Deze gaskamer was nog primitief. Het Zyklon B werd door een opening in de deur naar binnen gegooid.
De lijken werden op het achterliggende veld in kuilen begraven. Toen de bodem in september 1942 zo ernstig vervuild bleek en er schade ontstond voor de omliggende landbouwbedrijven en ook besmetting van het water in het kamp, werden de lijken door gevangenen opgegraven en op grote brandstapels verbrand. De as werd over het veld verspreid.
Gedenkstenen op het veld waar de as is uitgestrooid. 
Het moment waarop Harrie-Jan bij restanten van de gaskamer waarin op 30 augustus 1942 de drie Gennepse vrouwen Hildegard Andriesse, Helene Andriesse-Hes en Hedwig Bock zijn vergast, hun namen voorleest, september 2017.
Auschwitz anno 2017 met een verwijzing naar de Jodenvervolging respectievelijk anti-semitisme