Norbert, kind van Gennep

door
Wiel van Dinter

Keizer Karel de Grote had omstreeks 800 het grootste deel van het huidige West-Europa onder zijn gezag. Hij gaf het regionaal bestuur van delen van zijn rijk in handen van vertrouwelingen (gouwgraven). Hij reisde vele maanden van het jaar deze gouwgraven af om ze de eed van trouw te laten hernieuwen. Zo liet hij hun voelen dat hij, Karel, het oppergezag had.

Afb. Karel de Grote

Na Karel de Grote (814)
Na Karels dood kwam in 843, als resultaat van veel geharrewar en strijd binnen de familie, een driedeling van zijn rijk tot stand tussen 3 erfgenamen. Zo ontstond er een westelijk deel (Frankrijk), een oostelijk deel (Duitsland, Oostenrijk) en een zogenaamd middenrijk, nl. het koninkrijk Lotharingen onder Lotharius I (een langgerekt rijk van de Noordzee tot in Italië). Lotharius is dan tevens keizer over alle drie de rijksdelen met Aken als hoofdstad.
 

Gouwgraven
Na de dood van Karel de Grote en de uiteindelijke driedeling viel het sterke centrale gezag weg en gingen de gouwgraven zich steeds meer als onafhankelijke heersers gedragen. De keizer wordt alleen nog als opperrechter geroepen bij geschillen van levensbelang. De status van een gouwgraaf is dan al geruime tijd overerfelijk geworden.

Ganipe
De nederzetting Gennep ligt na 843 dus in het noorden van het Frankische Middenrijk Lotharingen. Rond 1050 is Heribert van Lotharingen uit het huis van koning/keizer Lotharius de bestuurder (prefect) van de gouw waar Gennep in ligt. Heriberts vrouw is Hedwighis van Bourgondië (ook in het Middenrijk). Zij wonen op een strategische plek nabij de uitmonding van de Niers in de Maas.

Woning
De woonplek is ideaal. De houten woontoren ligt op de laatste zandheuvel van een duinenrij langs de oostelijke Maasoever. Om de heuvel heen een moerassig gebied tussen Maas en Niers. Er is één uitweg van het woonhuis naar het op zichtafstand gelegen Ganipe. Over die weg gaat het rijdend en voetverkeer naar en van het woonoord. Op zon- en feestdagen nemen de bewoners deze duinweg naar het stenen Martinuskerkje in Ganipe.

Romeins
Het versterkte huis, de schuren en stallen zijn omgeven door een omheining van palissaden, gekapt uit bomen van het grote bos op de oostelijke heuvels. De woning is enkele decennia vóór 1050 hier gebouwd op de restanten van een vroegere Romeinse wachttoren. De bouwlieden maakten tevens dankbaar gebruik van overblijfselen van een Romeinse villa, die men op de Kloosterberg (Plasmolen)aantrof.
Afb. Middeleeuwse woontoren

Kapel
Heribert, die zich edelheer van Gennep noemde, en zijn echtgenote Hedwighis, edelvrouwe van Gennep, voelden zich veilig op deze sterkte. De edelman was als bestuurder van de gouw vaak van huis. Hij wist zijn vrouw met bedienden goed beschermd door zijn wachters. De drassige omgeving weerhield onheil van buiten. Het kleine Mariakapelletje naast de woontoren was voor de edelvrouwe een oase van rust in de bedrijvigheid op de woonheuvel.

Zwanger
In de laatste drie decennia van deze elfde eeuw bracht zij hier haar kinderen ter wereld. Haar eerste zwangerschap verliep allesbehalve voorspoedig. Ze moest veel rusten en had een zware bevalling. Toch baarde ze een flinke zoon die naar de vader Heribert ging heten. Het duurde jaren voordat edelvrouwe Hedwighis weer in verwachting raakte. Ze bad iedere dag in het kapelletje tot Maria om een voorspoedige zwangerschap. En als ze met haar man naar een feestdiner in Xanten ging, stak ze daar bij het beeld van St. Victor een kaars op.

Droom
In de zevende maand van haar zwangerschap droomde ze dat een engel haar een zoontje toonde dat ze zou baren. Ze vertelde het haar man, die luchtig reageerde: “Dan krijgt Heribert een echt speelkameraadje.” Hedwighis hield haar droom vast, ook toen de laatste weken voor de bevalling zwaar waren. Haar barensweeën waren zo hevig dat de wise vrouw uit Gennep met een rijtuig gehaald werd. Hedwighis baarde een pracht zoon, die Norbert genoemd werd. Dat is: ‘stralend iemand uit het noorden'. De baby had zwarte haren en schitterende, blauwe ogen. Vader Heribert kon zijn trots nauwelijks verbergen. Hij zag het vóór zich: zijn oudste zoon Heribert als prefect en deze Norbert als bisschop. Het edelgeslacht van Gennep zou gevierd worden.

Beeld
Moeder Hedwighis dacht aan de droom als ze de jonge Norbert in haar arm had en de borst gaf. Ze dankte God dat ze na alle moeilijke weken, pijn en tranen zo'n schat van een jongen had gekregen. Ze liet een Gennepse houtsnijder een klein Mariabeeld maken dat ze in de huiskapel plaatste. Ze had het de Gennepse pastoor eerst laten zegenen en het daarna even in de wieg van Norbert gelegd. Moeder Maria zou hem beschutten.

Bloempje
Norbert groeide op binnen de omheinde veste. Van zijn oudere broer leerde hij het kattenkwaad. Aan de hand van zijn moeder liep hij naar de kapel. Daar leerde ze hem bloempjes te leggen op het console van het Mariabeeldje. Hij keek intens naar de dansende kaarsvlammetjes en het biddend gezicht van zijn moeder. Zelf liep de peuter soms de kapel in om een bloempje uit de kruidentuin op het console te leggen.

Paard
Als zijn vader na een dagenlange rondreis terugkwam binnen de versterking, mocht Norbert voor hem op het paard zitten en liep het paard enkele rondjes met een uitbundig lachende kleuter. En Heribert dacht: als die knaap 4 is, laat ik mijn paardenknecht hem leren paardrijden op een pony. En zo geschiedde.

Visser
Met twee dienstmeisjes ging Norbert toen hij 4 was buiten de veste wandelen. Heel graag naar de Niers. Het liefst gooide hij takjes in het water. Hij wenste ze goede reis, als ze door het snel stomende water richting Maas werden meegevoerd. Hij werd goede maatjes met de Niersvisser Maarten, die drie keer in de week verse Niersvis kwam brengen op de sterkte. Norbert zwaaide naar hem wanneer Maarten voorbij kwam roeien om de korven en fuiken leeg te halen die hij bij de Gennepse woontoren in de Niers had gezet. Nrbert keek de beroepsvisser verlangend na, wanneer deze met wiegend bovenlijf stroomopwaarts terug roeide naar Gennep: mocht hij toch eens meevaren!
Afb. De Niers bij het Genneperhuis (anno 2012)

Drenkeling
En op een zonnige junidag vindt moeder het goed dat Norbert met een dienstmeisje in de roeiboot van visser Maarten stapt om bij de watermolen de palingkorven te controleren. Dan op de terugweg gebeurt het. Norbert is op de achterplecht gaan zitten. Bij een schok in een draaikolk tuimelt hij achterover van de boot. Het dienstmeisje naast hem grijpt zich vast en slaakt een gil. Maarten springt op, zijn ogen zoeken de drenkeling. Een tiental meters van de boot ziet hij Norbert in het water.
De visser staat als versteend naar de jongen te staren. Hij kan zijn ogen niet geloven. Norbert zinkt niet maar drijft op het water. Maarten grijpt de spanen en roeit met grote halen naar Norbert toe. Als de boot naast de jongen komt, ziet de visser Norbert als een bloemblad op het wateroppervlak drijven. De jongen kijkt hem lachend aan. De visser aarzelt geen moment en trekt de drenkeling in de boot. Het dienstmeisje staart stom met grote ogen naar de druipende jongen. Ze zit verstard met de hand voor haar open mond: Morbert ging niet kopje onder maar bleef drijven...

Voorval
Maarten de visser roeit zo snel hij kan naar de woontoren. De kletsnatte jongen kijkt met zijn stralende blauwe ogen de visser aan en zegt: “Moeder zal niet boos op jullie zijn. Dat weet ik zeker.” De visser is er niet gerust op. Moeder Hedwighis geeft na de eerste schrik de doornatte Norbert aan haar dienstmaagd mee voor droge kleren. Ze hoort het wonderbaarlijke voorval op de Niers van de visser en het meisje aan. Zij bindt beiden op het hart het voorval niet door te vertellen. Zij bewaart de gebeurtenis in haar hart.

Beeldje
Hedwighis dankt de visser uit de grond van haar hart voor de redding, neemt hem mee naar het kapelletje en schenkt hem het Mariabeeldje dat daar staat. Hij moet het thuis zorgvuldig bewaren als schutsbeeld bij nacht en ontij vissen op de Niers.

Nawoord
Maarten heeft het beeldje zorgvuldig bewaard en doorgegeven aan zijn zoon toen die de visrechten op de Niers overnam. Toen de zoon naar de herkomst van het beeldje vroeg, vertelde de bejaarde visser het miraculeuze gebeuren op de Niers.
Sindsdien ging het beeldje met het verhaal generaties lang van beroepsvisser naar zijn opvolger. Eeuwen later gaf een oude Niersvisser zonder opvolger het beeldje aan de pastoor van Gennep. Deze bewaarde het in de pastorie. In 1597 ging tijdens ‘de grote brand' de pastorie met de hele inhoud aan documenten en voorwerpen in vlammen op. Het verhaal van de jonge Norbert in de Niers werd echter steeds doorverteld.

Afb. Foto van de Morbertijnen rond het Genneperhuis (aug. 2018)

Bij het zien van een foto van Norbertijnen en Norbertinessen rond de geboorteplek van hun stichter nabij de Maas en Niers (augustus 2018) herinnerde ik mij dat verhaal. Meer dan zestig jaar geleden gehoord van de laatste beroepsvisser op de Niers. Ik geef u het verhaal in de historische context door.